In deze benchmark voor 2024, samengesteld door het COELO en opgenomen in de Atlas van de lokale lasten 2024 vanaf pagina 188, wordt een vergelijking van de gemeentelijke woonlasten en de gemeentelijke tariefontwikkeling per provincie gegeven, net als de landelijke en provinciale gemiddelden. Middels de (grafische) vergelijking voor Zuid-Holland op pagina 197 worden de onderlinge verschillen tussen gemeenten inzichtelijk gemaakt. Het overzicht vergelijkt binnen de provincie het cumulatief bedrag van de drie heffingen (OZB, afvalstoffen- en rioolheffing) per gemeente, minus de tegemoetkoming in de woonlasten (heffingskorting), voor 2024 en de mutatie van de woonlasten ten opzichte van 2023.
De figuren bieden de mogelijkheid om de gemeenten op verschillende punten te vergelijken. De positie op de x-as (hoe ver naar rechts staat de gemeente?) geeft informatie over de hoogte van de gemeentelijke woonlasten in vergelijking met die van de andere gemeenten in de provincie. De horizontale rode lijnen laten zien in hoeverre de gemeentelijke woonlasten en de mutatie afwijken van het gemiddelde in Nederland (doorgetrokken rode lijn) en de provincie (gestippelde rode lijn). Het gemiddelde voor Nederland bedraagt € 994 en voor Zuid-Holland is dit € 1.038. Het stijgingspercentage ten opzichte van 2023 bedraagt landelijk 6,1% en voor Zuid-Holland 6,4%. Verder kan de hoogte van de OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing worden vergeleken. Enkele gemeenten hanteren een korting op de totale aanslag (heffingskorting). De hoogte van de heffingskorting wordt weergegeven met een oranje balkje. Het bedrag van de heffingskorting is verrekend met de gemiddeld betaalde OZB, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing in de gemeente door het gekorte bedrag te delen door drie en dit in mindering te brengen op de drie betaalde bedragen.
Naast de vergelijking per provincie wordt ook een overzicht op G40 en G4-niveau gepresenteerd.
Achtergrond benchmark
Om onevenredige stijging van de collectieve lastendruk te voorkomen heeft het Rijk vanaf 2007 tot en met 2019 een beperking gehanteerd op de stijging van de OZB-opbrengst van alle gemeenten samen in de vorm van een macronorm. In 2014 is geconcludeerd dat de macronorm geen effectief beheersingsinstrument is gebleken omdat de norm niet heeft bijgedragen aan de gematigde lastenontwikkeling, omdat de besluitvorming over tarieven in gemeenten in de eerste plaats geënt is op lokale afwegingen. Sindsdien is de vergelijking van de lokale lasten (OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing) tussen gemeenten, volgens het Rijk, beter mogelijk geworden. Onder meer door de publicatie van de jaarlijkse Atlas van de lokale lasten door het COELO en de wettelijke verplichting om in de gemeentelijke begroting de ontwikkelingen toe te lichten.
Met ingang van 2020 is de macronorm OZB dan ook vervangen door een jaarlijkse benchmark, waarin naast de OZB ook de riool- en afvalstoffenheffing worden vergeleken voor meerpersoonshuishoudens met een koopwoning. In de beantwoording van kamervragen door voormalig minister Ollongren over de stijging van de gemeentelijke belastingen in 2021 is aangegeven dat evaluatie van de benchmark gepland staat voor 2025. Er wordt dan ook gekeken naar de relatie tussen de afschaffing van de macronorm en de ontwikkeling van de lokale woonlasten.